Door

Hoe staat het ervoor met het nieuwe pensioenstelsel?

In 2020 werden het kabinet, de werkgevers en de werknemers het in het pensioenakkoord eens over het nieuwe Nederlandse pensioenstelsel. We geven je in dit artikel een overzicht van deze afspraken, de stand van zaken van de uitwerking ervan en de financiële positie van de pensioenfondsen.

nieuwe pensioenstelsel pensioenakkoord

Het pensioenakkoord gaat in op de volgende zeven onderwerpen:

1. Stijging AOW-leeftijd

Deze neemt minder snel toe dan in eerdere plannen. Vanaf 2025 stijgt de AOW-leeftijd namelijk mee met de gemiddelde levensverwachting. De AOW-leeftijd blijft in 2021 66 jaar en 4 maanden. In 2022 gaat hij met drie maanden omhoog om in 2024 uit te komen op 67 jaar. Daarna stijgt de AOW-leeftijd niet meer met een jaar per jaar dat we langer leven, maar met acht maanden. Een verhoging van de AOW-leeftijd wordt minimaal vijf jaar van tevoren aangekondigd. Recent is vastgesteld dat de levensverwachting niet is gestegen. Dit betekent dat de AOW-leeftijd op 67 blijft staan in 2025 en 2026.

2. Beschikbare premieregeling

Er komt een zogeheten beschikbare premieregeling, waarbij de premie vastligt en het op te bouwen pensioen niet. Nu is dat vaak nog andersom en is sprake van een beschikbare (vaste) uitkeringsregeling. De pensioenpremie wordt in de nieuwe situatie leeftijdsonafhankelijk. Tegelijk neemt de opbouw van de pensioenaanspraak af met de leeftijd. Nu geldt nog een doorsneepremie die ook voor iedereen gelijk is, maar waarbij oudere deelnemers dezelfde pensioenopbouw hebben als jongere. Met de overgang naar het beschikbare premiestelsel verdwijnt de garantie vooraf van een bepaald pensioen. Het hangt van (collectieve) beleggingen van de pensioenpremie af wat de uiteindelijke pensioenhoogte wordt. Pensioenfondsen beleggen de vaste pensioenpremie volgens gemaakte afspraken collectief. Hierbij is sprake van een ‘solidariteitsfonds’ dat maximaal vijftien procent van het totaal belegde vermogen mag omvatten. Dit fonds is een soort buffer die nadelige beleggingsresultaten enigszins kan opvangen. Werknemers krijgen een eigen pensioenrekening bij hun pensioenfonds. Hierbij maken de pensioenfondsen inzichtelijk wat het verwachte rendement van de beleggingen zal zijn. Rekenrente en dekkingsgraden komen in het nieuwe stelsel niet meer voor.

3. Maximaal tien procent vrij opnemen

Deelnemer mogen op hun pensioendatum maximaal tien procent van de pensioenwaarde direct opnemen. Hiermee kunnen ze bijvoorbeeld een hypotheek aflossen.

4. Nabestaandenpensioen versimpeld

Het nabestaandenpensioen wordt eenvoudiger en uniformer. Dit moet de financiële positie van de nabestaanden verbeteren.

5. Nieuwe vormen pensioencontract

Er komen met de vernieuwing van het pensioenstelsel ook nieuwe contractvormen voor pensioenfondsen. Het gaat om ‘het nieuwe pensioencontract’ en een vernieuwde verbeterde premieregeling. Bij het nieuwe pensioencontract draait het om verwachtingen. Daarbij is geen sprake meer van aanspraken, (risicovrije) rekenrente en dekkingsgraden. Bij de nieuwe verbeterde premieregeling is het toegestaan om een vermogen aan te houden voor het collectief delen van risico’s (solidariteitsreserve). Ook kunnen sectoren bepalen dat deelnemers alleen recht hebben op een variabele pensioenuitkering. Bij zo’n variabel pensioen belegt de pensioenuitvoerder ook na pensionering door met het pensioenkapitaal van een deelnemer en is de hoogte van zijn of haar levenslange pensioen onzeker. In de huidige verbeterde premieregeling hebben deelnemers de keuze tussen een variabele en een vaste pensioenuitkering.

6. Arbeidsongeschiktheidsverzekering zzp’ers

Voor zzp’ers zou er een wettelijke verzekeringsplicht moeten komen voor het arbeidsongeschiktheidsrisico. Het is vanwege bezwaren van de Belastingdienst en het UWV onzeker of dit doorgaat.

7. Regeling vervroegd uittreden

Werkgevers mogen tijdelijk fiscaal aantrekkelijke regelingen treffen voor werknemers die vervroegd met pensioen willen gaan. Dit moet werknemers met zware beroepen helpen om eerder met werken te stoppen. Vanaf 1 januari 2021 kunnen werkgevers daarom werknemers maximaal drie jaar voor hun AOW-leeftijd een uitkering voor een vroegpensioen aanbieden zonder dat sprake is van een fiscale heffing vanuit de Regeling Vervroegde Uittreding (RVU). Dit geldt alleen voor uitkeringen tot zo’n 19.000 euro per jaar. Dat bedrag is ongeveer gelijk aan de netto-AOW. In aanvulling erop kan de pensioenuitvoerder een deel van het ouderdomspensioen uitkeren. Deze RVU-drempelvrijstelling is overigens een tijdelijke maatregel die geldt tot en met 31 december 2025. Voor zware beroepen kunnen sectoren ook subsidie aanvragen voor duurzame inzetbaarheid en voor vroeger uittreden (via de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden, loopt ook van 2021 tot en met 2025).

Compensatie voor 45-plussers

De overgang naar het nieuwe pensioenstelsel is nadelig voor mensen boven de 45 die zich midden in hun loopbaan bevinden. Deze groep moet hiervoor volgens het pensioenakkoord compensatie krijgen. Daarom krijgen sectoren de ruimte om de premies tijdelijk te verhogen om deze compensatie te financieren.

Nieuwe pensioenwet

De nieuwe pensioenwet zou eigenlijk op 1 januari 2022 in werking treden, maar minister Koolmees heeft dit uitgesteld tot 1 januari 2023. De pensioenuitvoerders krijgen net als in de eerdere planning vier jaar, dus tot 1 januari 2027, om aanpassingen te verrichten. Minister Koolmees verwacht nu het voorstel voor de nieuwe pensioenwet begin 2022 bij de Tweede Kamer in te dienen. Delen van het pensioenakkoord, zoals het langzamer laten stijgen van de AOW-leeftijd en fiscaal vriendelijk vervroegd met pensioen gaan, zijn al aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer en in werking getreden.

Transitie naar het nieuwe pensioenstelsel

Tijdens de overgang (transitie) van het oude naar het nieuwe pensioenstelsel geldt het transitie-ftk (financiële toetsingskader). Het uitgangspunt daarvan is dat betrokkenen tijdens de overgangsperiode al zoveel mogelijk met de blik van het nieuwe stelsel naar de huidige situatie kijken.

Gestegen dekkingsgraden

Inmiddels liggen de dekkingsgraden van de vijf grote Nederlandse pensioenfondsen allemaal weer boven de 100 procent. Dit verkleint de kans dat de pensioenen aan het einde van het jaar worden gekort. De pensioenfondsen zien vooral de positieve rendementen van hun beleggingen als oorzaak van de stijging.