Door

Rijkdom krijg je grotendeels mee van je ouders

welvaartHangt rijkdom nu af van je opvoeding en omgevingsfactoren of van je genen? Vacatures.nl bestudeerde meerdere onderzoeken over dit thema en bekeek ook de Nederlandse situatie.

Omgevingsinvloeden

Petter Lundborg en Kaveh Majlesi van de Lund University in Zweden stortten zich samen met economen van de University of Texas (VS) en University College Dublin (Ierland) op de vraag: wordt de welvaart van een geadopteerd kind vooral bepaald door hoe rijk de biologische ouders zijn, of hebben juist de adoptieouders hier meer invloed op? In totaal bestudeerden zij gegevens van 2500 Zweedse kinderen. Hierbij werd een vergelijking gemaakt tussen de rijkdom van de kinderen op volwassen leeftijd (gemiddeld op hun 44e) en die van zowel hun biologische als hun adoptieouders. Daarnaast werden data meegenomen van niet-geadopteerde kinderen en hun ouders.

Lundborg en Majlesi concluderen dat de invloed van omgevingsfactoren groter is dan die van biologische factoren. De welvaart van geadopteerde kinderen tijdens hun volwassenheid wordt meer beïnvloed door het vermogen van de adoptieouders dan dat van de biologische ouders. Het lijkt erop dat er aan het opgroeien in een omgeving van rijkdom voordelen vastzitten, die voor een aanzienlijk deel bepalen of kinderen zelf later ook succesvoller en rijker worden.

Rijkdom en onderwijsmogelijkheden

Een van de voordelen van het opgroeien in rijkdom is de toegang tot hoger onderwijs. Onderzoek van het CBS (Kazemier, 2013) laat zien dat kinderen met gefortuneerde ouders vaker doorstromen naar de hogeschool of universiteit dan kinderen van minder rijke ouders. Een oorzakelijk verband tussen de financiële situatie van de ouders en de schoolprestaties kan niet worden bewezen, maar de samenhang is er.

Eerder CBS-onderzoek naar uitval onder mbo-leerlingen (Van der Heide, 2010) belicht de situatie van de andere kant. Naarmate het gezin waarbij de mbo’er hoort meer te besteden heeft, neemt het uitvalpercentage zonder diploma af. Liggen de inkomsten van het gezin onder de grens van twee keer het minimumloon, dan is het uitvalpercentage zo’n 24 procent. Voor de twee hogere inkomensgroepen bedraagt dit percentage 15 procent. Ook hier lijkt het zo te zijn dat hoe welvarender het gezin is, hoe groter de kans is dat de kinderen succesvol zijn in het onderwijs.

Een kanttekening bij beide CBS-onderzoeken is dat de samenhang tussen inkomen en het halen van een diploma niet noodzakelijkerwijs voortkomt uit omgevingsfactoren alleen. Het is niet uit te sluiten dat dit betere presteren deels voortkomt uit aangeboren eigenschappen.

Glazen vloer

De voordelen van het opgroeien in een rijk gezin beperken zich niet tot het opleidingsniveau. Onderzoek van de Social Mobility & Child Poverty Commission, onderdeel van het Britse Ministerie van Onderwijs, toont aan dat rijke ouders een zogenaamde ‘glazen vloer’ creëren voor hun kinderen. Deze denkbeeldige vloer zorgt voor deze kinderen voor de gunstigste voorwaarden, zodat ze meer kans hebben om rijkdom te vergaren dan het gemiddelde kind.

Voorbeelden van deze gunstige voorwaarden zijn de aanwezigheid van een uitgebreid netwerk van de ouders (sociaal en zakelijk), betere carrièrebegeleiding en meer aandacht voor de zogeheten soft-skills (bijvoorbeeld leiderschap en zelfvertrouwen). Uit het onderzoek blijkt dat gemiddeld-begaafde kinderen uit een welvarend gezin op deze manier 35 procent meer kans hebben om later een topsalaris te verdienen dan kinderen die intelligenter zijn, maar afkomstig zijn uit een armer gezin.

Het onderzoek kende 17.000 deelnemers, allemaal geboren in dezelfde week in 1970. Op 42-jarige leeftijd maakten ze de balans op van hun succes op de arbeidsmarkt. Alan Milburn, voorzitter van de commissie: “Al langer is bekend dat er een soort glazen plafond bestaat dat kinderen belemmert om de top te bereiken. Nu wordt aangetoond dat er ook een glazen vloer is die sociale mobiliteit net zo hard tegenwerkt.”

Intelligentie erven

Glazen vloer of niet: intelligentie bepaalt ook deels hoe succesvol iemand is op school en in het professionele leven. En intelligentie is deels erfelijk, zo bewezen in 2011 Peter Visscher, professor aan het Centre for Neurogenetics & Statistical Genomics in Queensland, Australië, en Ian Deary, psycholoog aan de University of Edinburgh. Zij onderzochten het bloed van ruim 3500 volwassenen, waarbij ze met name de zogeheten ‘single nucleotide polymorphisms’ onderzochten. Dat zijn kleine DNA-verschillen waarmee erfelijkheid kan worden aangetoond. Op basis hiervan concludeerden Visscher en Deary dat de intelligentie van de ouders tot wel 50 procent de intelligentie van hun kinderen bepaalt. Ze maakten daarbij onderscheid tussen twee soorten intelligentie: het vermogen om kennis en vaardigheden te verwerven (voor zo’n 40 procent erfelijk) en het vermogen om abstract te kunnen redeneren (tot wel 51 procent erfelijk).

Recenter onderzoek, van neurowetenschapper Bill Hopkins (Georgia State University, VS), laat zien dat bepaalde aspecten van de intelligentie van chimpansees erfelijk zijn, waaronder de algemene intelligentie. Bij de discussie over de erfelijkheid van welvaart is dit extra interessant, omdat er bij chimpansees geen omgevingsfactoren zijn die het zicht vertroebelen. Of zoals Hopkins het zegt: “Chimpansees hebben niet te maken met ouders die met schoolboeken staan te zwaaien.” Nu zijn chimpansees geen mensen, maar de verschillen zijn klein: 23 miljoen jaar lang behoorden we tot dezelfde soort.

Ouders en voorouders

Gregory Clark, econoom van de University of California, Davis (UCD), deed uitgebreid onderzoek naar sociale mobiliteit (hoe kan iemand uit een arm gezin rijk worden of andersom) en de invloed daarop van familiebanden. In zijn boek hierover, ‘The Son Also Rises’, stelt hij dat je maatschappelijke status voor het grootste deel erfelijk bepaald is. Bovendien constateert hij dat sociale mobiliteit zeer zeldzaam is: meer dan de helft van je sociale status is te voorspellen vanuit de maatschappelijke positie van je voorvaderen. Zijn onderzoek gaat over acht landen: Chili, China, Japan, India, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zuid-Korea en Zweden.

Volgens Clark hebben erfelijke eigenschappen meer invloed op de mate van welvaart dan een netwerk, geloof of zelfs een rijkgevulde portemonnee. Dat betekent niet dat het simpelweg achteroverleunen is en wachten tot je ergens CEO wordt, maar wel dat het talent om succesvol te zijn voor het overgrote deel erfelijk is.

Toch blijft Clark, net als Lungborg en Majlesi, voorzichtig. Hij heeft sterke vermoedens, maar kan niet bewijzen dat de genen doorslaggevend zijn. En al relativeert hij de invloed van omgevingsfactoren, dan nog kan hij niet negeren dat verschijnselen als armoede en racisme een behoorlijk effect hebben op het maatschappelijk succes van vele bevolkingsgroepen.

Genen en welvaart

In grote lijnen zijn de verschillende onderzoekers het eens dat onze welvaart voor een groot deel wordt bepaald door hoe welvarend onze ouders en (over)grootouders zijn of waren. Het is echter lastig om te bewijzen of dat nu komt door genetische aangelegenheden, omgevingsfactoren of een combinatie van beide. Dat is met name zo omdat het vrijwel onmogelijk is om onderscheid te maken tussen biologische en niet-biologische factoren. Neem het netwerk van de ouders. Komen de kinderen in contact met de juiste personen doordat hun ouders ze actief begeleiden en stimuleren (een omgevingsfactor), of door de achternaam die ze geërfd hebben (een erfelijkheidsfactor)? Het is maar net vanuit welk perspectief je ernaar kijkt.

Bron: Vacatures.nl